Klein meisje met konijn, foto van Pexels.com

Met kinderen ‘werken’

 

Met kinderen ‘werken’

Afgelopen week mocht ik iedere dag met kinderen ‘werken’. Het waren vooral kinderen van 1 tot 3 jaar en  ohh, wat heb ik weer veel van ze geleerd! In deze blog ga ik proberen uit te leggen waarom ik dat vind en waarom ik op die manier ook mezelf telkens weer beter leer kennen.

Ik vind dat als je met kinderen ‘werkt’ je open moet zijn en telkens weer in een korte tijd een relatie op moet bouwen, omdat je anders nooit de behoeftes van de kinderen kan begrijpen. Dat begint al heel praktisch met het kennen van de naam. In groepen waar ik start is dat wat makkelijker, omdat daar vaak een kringrondje plaatsvindt. “Goedemorgen Mila, wat fijn dat je er bent!”, en Mila zegt dan: “Goedemorgen!”. En ik herhaal haar naam minstens tien keer in mijn hoofd: Mila, Mila, Mila, Mila… etc.. “Goedemorgen Flip, wat fijn dat je er bent!”, en Flip draait zijn hoofd en zegt niets, maar dat is ook goed. En ik denk: Flip, Flip, Flip, Flip.. etc..  en zo lukt het soms om 10 tot 16 kinderen ‘uit mijn hoofd’ te leren. Maar soms ook niet. En dan blijf ik herhalen en herhalen. Zeker als ik halverwege de dag begin in een groep vind ik dat moeilijker, maar vaak is er dan een tablet of lijst met namen, waarmee ik dat dan kan doen. Het is me de hele week gelukt om alle kinderen te leren kennen en alle namen na ongeveer een uur allemaal in mijn hoofd te hebben. Voor mij is dat ook leren, want namen onthouden was nooit echt mijn talent. 🙂 Maar ik zie hoe het helpt om die relatie mee op te bouwen.

 

Kinderen voelen

Janusz Korczak (1918) beschreef het al in ‘Hoe houd je van een kind’: Daar waar kinderen ‘voelen’, zijn het volwassenen die denken te ‘weten’. Daar zit vaak zo’n groot verschil, dat communiceren met elkaar niet (meer) lukt, omdat we elkaars behoeftes niet (meer) kunnen begrijpen en dus ook geen bruggen kunnen bouwen. Daardoor lukt echt met elkaar ‘verbinden’ niet en blijft er een afstand die kinderen haarfijn aanvoelen en daar ook vaak ook zo (uit verbinding) op reageren. Zoals Thomas Gordon (1970) in ‘Luisteren naar kinderen’ aangeeft zal je met empathie en ‘actief luisteren’ (waarbij je jouw eigen bagage en ‘weten’ even probeert aan de kant te zetten) samen de behoefte van het kind kunnen ontdekken en op die manier bruggen kunnen bouwen. Dat vraagt telkens weer om ook je eigen gevoel te herkennen en te gebruiken en dat heb ik deze week dus vaak kunnen en mogen doen.

Wat ik zie als pedagogisch medewerker is gedrag. Ik zie een jongen die telkens met auto’s gooit. Soms ook met ander (zwaar) speelgoed en regelmatig op andere kinderen. Ik krijg ook een gevoel van ‘onveiligheid’ en geef direct aan wat ik wel wil zien (het woordje niet niet gebruiken kost me nog steeds veel zoeken, maar het lukt me steeds beter 🙂 ), maar wat is zijn behoefte? Hij accepteert mij en mijn interventie om zijn gedrag anders te willen zien (hij wordt in elk geval niet boos op me). Nog geen minuut later doet hij het weer en ik reageer hetzelfde. Hij roept een woord in een buitenlandse taal die ik niet ken. Pas een uur later hoor ik dat dit woord ‘vliegtuig’ betekent, en hij alle voorwerpen om zich heen al snel als vliegtuig ziet, en tja, die vliegen natuurlijk. Je kan bij dit gedrag snel denken dat die jongen moedwillig anderen pijn wil doen. We weten dat sommige volwassenen wel eens expres andere mensen pijn doen, en denken daardoor te ‘weten’ dat deze jongen ook die behoefte heeft, maar dat geloof ik niet, en ik hoop dat jij die gedachte ook snel uit je hoofd kan zetten als je met kinderen werkt. ‘De meeste mensen deugen’ van Rutger Bregman (2019) ligt nu op mijn boekenplank om gelezen te worden en sluit daar ook weer prima bij aan. Ik geloof echt dat er geen één kind moedwillig telkens weer anderen pijn wil doen. Het resultaat van gedrag kan dat wel tot gevolg hebben, maar er zit altijd een andere behoefte achter: soms trauma, soms behoefte aan liefde, soms dus, zoals in dit geval, een spel, waarin alles een vliegtuig is en dus kan vliegen!

Knuffelen

Eén van de kinderen waarmee ik afgelopen week mocht werken kwam telkens naar me toe, ging op schoot zitten, ging me masseren, speelde kappertje met me (ik ben kaal, maar dat boeide haar niet 🙂 ) en op dat soort momenten probeer ik ook de behoefte te leren kennen van dat kind. Is het spelen? Is het om aardig gevonden te worden? Is het de behoefte om te controleren? Is het de behoefte om vrienden te willen zijn? En ga zo maar door… Zelf heb ik natuurlijk ook mijn eigen behoeftes. Ik vind het heel fijn als kinderen zich snel op hun gemak voelen bij mij. Ik denk dat als een kind mij opzoekt ze dat ook zijn (maar dat hoeft natuurlijk niet) en ik vind het leuk om aardig gevonden te worden door de kinderen. Ik besef me dan ook direct dat dat mijn eigen behoefte is, en dat het daar ,in mijn rol als pedagoog, even niet om gaat. Ik ga mezelf echter ook niet wegcijferen voor de ander, want ook ik ben een mens. Voor mij is dat telkens zoeken naar de balans van gelijkwaardigheid en mijn rol als begeleider. Omdat ik het nooit precies kan aanvoelen wat de behoefte is van het kind om bijvoorbeeld mij een knuffel te geven, zeg ik op zo’n moment vaak tegen het kind dat ik hem of haar lief vind, ook als het kind niet bij mij komt, ook als het andere spelletjes of met andere kinderen gaat spelen, en ik bedank hem/haar voor de knuffel. Dat geeft het kind hoop ik de boodschap: ‘Ik houd onvoorwaardelijk van je’ (zoals Alfie Kohn dat mooi beschrijft in ‘Unconditional Parenting’ (2006)) Je hoeft mij niet lief te vinden, je mag gewoon jezelf zijn met alles wat bij je hoort en ook dan houd ik van je. Niet ‘voor wat hoort wat’, maar er gewoon helemaal mogen zijn als mens. Ik merk dat als kinderen ouder worden ze dat vaak (door onze cultuur, maatschappelijke eisen, onze systemen, etc..) niet meer weten/aanvoelen en opnieuw moeten leren wat ‘onvoorwaardelijk’ betekent. Ik heb deze week opnieuw geleerd dat jonge kinderen dat nog wel heel goed begrijpen en haarfijn aanvoelen. Wat prachtig om dat te zien en mee te mogen maken!

Sturen

En stuur ik dan niet? Ja, natuurlijk wel, zelfs als mensen zeggen niet te ‘sturen’ in de opvoeding (en ik ken veel mensen die dat beweren 😉 ) ben ik ervan overtuigd dat je ook dan stuurt. Kinderen spiegelen namelijk altijd het gedrag wat ze zien. Natuurlijk zijn ze dan ook nog zichzelf, maar mensen leren ook door gedrag van andere mensen en na te doen wat ze zien. Zeker in zo’n groep met veel jonge kinderen zie ik dat telkens weer terug. Emoties en gedrag kunnen letterlijk worden gekopieerd. Niet alleen het gedrag van de begeleiders, maar van alle mensen, klein en groot, waarmee ze samen zijn. Als de baby huilt zie en voel ik de onrust in veel andere kinderen groeien. Sommigen gaan dan troosten, sommigen met speelgoed gooien, sommigen kijken verschrikt op, weer een ander gaat meehuilen, maar de meeste kinderen reageren erop of nemen een emotie over die ze zien. Zoals ik al eerder beschreef probeer ik als pedagoog, vanuit die relatie met het kind, te kijken naar de behoefte en hoe ik dat onvoorwaardelijk zo kan ‘buigen’ dat het veilig blijft (mijn eis, anders voel ik mezelf ook niet veilig) en de anderen in de groep ook verder kunnen gaan met hun activiteiten. Zo was er afgelopen week een kind dat met blokken een enorm hoog gebouw had gemaakt. Bij het heen en weer bewegen van dat enorme gebouw vielen er blokken op het hoofd van een ander kind (niet veilig). Na troosten stuurde ik erop aan door te zeggen dat een hoog gebouw te gevaarlijk was (straks hebben nog meer kinderen een bult) en dat we nu eens konden kijken of we een enorm groot gebouw konden maken, waar we in konden, dus niet ‘hoog’ groot, maar ‘breed’ groot. En na nog vier of vijf keer herhalen (want de hoog-maak behoefte bleef, wat ik ook snapte) werd het uiteindelijk een ‘breed’ groot gebouw. Telkens weer aangeven dat je de behoefte snapt (natuurlijk is een gebouw tot het dak geweldig gaaf om te maken) maar daarna ook telkens weer aangeven wat je wel wilt en hoe dat dat (soms samen) kan bereiken. Dus ‘niet’ niet gebruiken, en daarmee blijven oefenen en oefenen, want ‘Niet Doen!’ zit er bij ons allemaal ingeramd.. 😉 En daarna telkens weer kijken en observeren en voelen hoe het gaat, wat de behoefte is, of ik me er als pedagoog wel mee moet ‘bemoeien’, mee ‘moet’ spelen, of gewoon moet laten zijn wat er al is.

Leren

En gaat dat allemaal dan altijd goed? Nee, natuurlijk niet, maar wat een mooi werk! En wat leer ik veel! En wat spiegelen de kinderen mij ook telkens weer! En wat kan en mag ik deze kinderen veel liefde, tijd, ruimte en aandacht geven! En oooh, wat gun ik alle leeftijden dat ze ook zoveel liefde, tijd, ruimte en aandacht mogen krijgen en geven van en aan hun papa’s, mama’s, opa’s, oma’s, broers, zussen, begeleiders, collega’s, vrienden, buren, medewerkers, managers, werkgevers, etc.. ook in de leeftijd van 4 tot 100+. Wat een prachtig ‘werk’! Dankjewel allemaal, dat ik hier deel vanuit mag maken! Dat ik zo mag leven, spelen en dus leren!

 

Bibliografie

Bregman, R. (2019). De meeste mensen deugen. Een nieuwe geschiedenis van de mens. Amsterdam: de Correspondent Bv

Kohn, A. (2006). Unconditional Parenting. Moving from Rewards and Punishments to Love and Reason. New York: Atria Books

Korczak, J. (2010). Hoe houd je van een kind. Het kind in het gezin. Amsterdam: Uitgeverij SWP en René Görtzen

Gordon, T. (1970, 2015). Luisteren naar kinderen. Van contact naar verbinding binnen het gezin. Uitgever: Kosmos Uitgevers

Foto: Royalty free ‘Meisje met konijn’ gedownload via www.pexels.com.

Scroll naar boven